Artikel 28 – Recht op onderwijs
Het recht op onderwijs geldt voor elk kind. Dat betekent dat basisonderwijs voor ieder kind gratis beschikbaar moet zijn. De overheid moet er bovendien voor zorgen dat het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs toegankelijk is voor ieder kind. Uiteraard in overeenstemming met zijn of haar leerniveau. Dat geldt dus ook voor ‘zorgleerlingen’. Bijvoorbeeld kinderen met een handicap, dyslexie, gedragsproblemen of kinderen die geen verblijfsvergunning hebben. Ook zij hebben recht op onderwijs.
Het onderwijs moet aansluiten bij de belevingswereld en het leerniveau van ieder kind. De kwaliteit van onderwijzers en leerkrachten dient hoog te zijn en er moet aandacht zijn voor voldoende uitdagend lesmateriaal en leermethodes. Vroegtijdige schooluitval moet voorkomen worden. Ook moet de manier waarop op school de discipline wordt gehandhaafd, met respect zijn voor de kinderrechten en menselijke waardigheid.
Op 14 september 2022 heeft Willy de Heer de resultaten van haar onderzoek “Helderheid” gedeeld. In opdracht van Samenwerkingsverband 20.01 onderzocht zij de witte vlekken in hun dekkend aanbod. De resultaten van haar onderzoek zijn landelijk door te trekken en geven een ontluisterend beeld. De (hoog) begaafde kinderen uit het onderzoek hebben lichamelijke en psychische klachten door het niet passende aanbod van het onderwijs. Ondanks toegekende subsidies om dit aanbod uit te breiden in 2019 is dit aanbod tijdens Willy de Heer haar onderzoek nog niet verbeterd. Helaas is dit een landelijk probleem wat ook op de politieke agenda staat, ondanks alle aandacht is er nog geen verbetering merkbaar. Passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen | Debat Direct (tweedekamer.nl)